Techniek
Alle technische vaardigheden die in de B-junioren zijn aangeleerd moeten nu verbeterd, geperfectioneerd en/of onderhouden worden. Alle principes van de B-junioren (spelsituaties, spelhervattingen) verbeteren, perfectioneren en/of onderhouden.
Zonder bal
- Voetenwerk
- Verplaatsen in en voor het doel (starten, lopen, sprinten, afremmen, draaien en keren in alle richtingen)
- Springen (één- en tweebenige afzet, omhoog, voorwaarts, achterwaarts, links en rechts, zijwaarts vanuit stand of aanloop met één of meer passen)
Met bal
- In de uitgangshouding komen
- Uitgangshoudingen
- Vangen
- Oprapen
- Onderhands vangen
- Blokkeren met buik/borst
- Bovenhands vangen
- Met ontwijken van tegenstander
- Stuitballen
- Tippen (naast en over het doel), verlengen en veranderen van de richting van de bal bij flankballen
- Vallen – Duiken – Zweven
- Luchtduel
- Stompen (één en twee vuisten)
- Duel 1 tegen 1
- Spelersvaardigheden:
- Voor buiten 16 meter: zoals wegtrappen, koppen, sliding, etc.
- Terugspeelbal
Balbezit keeper
- Trap uit de handen
- Volley
- Dropkick
- Rol en trap
- Werpen
- Rollen
- Slingerworp
- Strekworp
- Inworp
- Duwworp (vanaf de borst)
- Doeltrap
- Terugspeelbal
* Alle bovenstaande onderdelen in relatie met:
De realiteit van de wedstrijdsituatie in deze leeftijdscategorie:
- Bij alle spelsituaties
- Bij alle spelhervattingen
Binnen:
- Balbezit
- Balbezit tegenpartij
- Omschakeling
Inzicht (Gochme, spelinteligentie)
Balbezit tegenstander
- Opstellen en positie bij:
- Schoten op het doel
- Onderscheppen van diepteballen
-
- Duel 1 tegen 1
- Voorzetten
Spelhervattingen
- Positie voor en in het doel bij
- Hoekschop
- Vrije trap (direct en indirect)
- Strafschop
- Aftrap
- Verre inworp
- Scheidsrechtersbal
Balbezit keeper
- Keuzes maken (= lezen van de wedstrijd):
- Snel spelen
- Vasthouden
- Keuze hoe spelen (= techniek):
- Trappen (volley, dropkick, vanaf de grond)
- Werpen (rollen, slingerworp, strekworp, inworp, duwworp)
Coachen, organiseren en leiding geven
Balbezit
Situatie op het middenveld in het hoofd. Bij balverlies middenlinie neerzetten.
Balbezit speler
- Spelers rond de balbezitter vrij laten lopen
- Spelers aan de bal aan geven waar de bal naar toe kan
- Speler die de bal heeft coachen door “TIJD”; “IN JE RUG”; “VOORUIT”; etc. toe te roepen
Balbezit keeper + speler
- Bal naar medespeler, eerst speler aanroepen
- Spelers in vrije ruimte sturen om aan te spelen
- Na het spelen van de bal:
- Opsluiten
- Neerzetten 1 op 1 in de laatste lijn
Balbezit tegenstander
Samenwerking speler(s)-keeper termen. Bal bij speler of tussen speler en keeper in:
- LOS, bal voor de keeper
- JIJ, bal voor de speler
- TIJD, speler heeft tijd
- WEG, speler moet bal wegspelen
- NIET TERUG, speler mag niet terug spelen
- VOORUIT, speler moet bal naar voren spelen
Spelsituaties:
- Scherp zetten daar waar gevaar (kan) ontstaa(n)t
Spelhervattingen
- Duidelijke afspraken en erop trainen voor de wedstrijd
- Tijdens de wedstrijd neerzetten van spelers (volgens afspraak)