Slingerworp; zijwaarts en bovenhands

Een slingerworp wordt toegepast voor lange afstanden. De bal is moeilijker onder controle te krijgen, door het effect dat de bal meekrijgt.

Techniek

  • De bal wordt met twee handen van voor het lichaam naar achteren gebracht, aan de zijde van de gooi arm.
  • Daar wordt de bal tussen hand en pols geklemd en zo ver mogelijk naar achteren gebracht.
  • Tegelijkertijd stapt het ‘verste’ been naar voren, waarna met het andere been een kruis- of aansluitpas wordt gemaakt.
  • De tegengestelde arm maakt een beweging naar buiten. Daardoor raakt het bovenlichaam gespannen en dit zal de kracht van de worp ten goede komen.
  • De gooihand komt snel en explosief naar voren.
  • Omdat er een volledig contact met de bal moet zijn, zal de hand goed achter de bal moeten zitten.
  • Begeleid de bal zo lang mogelijk, voordat deze losgelaten wordt.
  • Maak de beweging goed af.
  • Bij de zijwaarts slingerworp wordt de hand naar achteren onder de schouderlijn gebracht. De bal verlaat de hand weer ter hoogte van de schouderlijn, waarbij het bovenlichaam nagenoeg rechtop blijft. Bij de bovenhandse slingerworp hangt het bovenlichaam sterk naar de zijkant, tegenovergesteld aan de werp arm.

Veel voorkomende fouten

  • De werphand niet goed achter de bal, waardoor deze wegglijdt.
  • Bal wordt te vroeg of te laat losgelaten.
  • Bal gaat te hoog (tijdverlies) of te laag (tegen de tegenstander aan).
Scroll naar boven